logo acmp cgpm
dé militaire vakbond

NL

FR

EN

Zoek een afgevaardigde - POC

Reactie betreffende het Strategisch plan 2030

23/12/2015

Zoals iedereen inmiddels kon vernemen heeft de Regering Michel I op 22 december 2015 een akkoord bereikt over een reeks beslissingen inzake de toekomst van de Belgische Defensie.

Er was ongetwijfeld nood aan een akkoord waarin een aantal belangrijke beleidslijnen werden vastgelegd. Een gebalanceerde defensie met investeringen in een gamma aan militaire capaciteiten, die in diverse dimensies kunnen worden ingezet oogt aantrekkelijk.

Nochtans blijven er nog heel wat vragen open.

Een globaal budget van 9,2 miljard euro investeringsdossiers klinkt ambitieus. Maar welke garanties bestaan er dat deze enveloppe ook daadwerkelijk zal kunnen worden aangewend? Worden deze investeringen vastgelegd in een programmawet of zal men zoals in het verleden elke aankoop afzonderlijk moeten voorleggen aan deze of een volgende regering, om de vooropgestelde wapensystemen te verwerven?

Een budget van ruim 9 miljard euro zou betekenen dat we evolueren naar een defensiebudget van 1,3% van het BBP. Dit percentage lijkt echter momenteel niet helemaal duidelijk te worden uitgesproken. Zullen we daadwerkelijk naar 1,3% van het BBP evolueren? Ter herinnering: België heeft zich in september 2014 geëngageerd om de NAVO-norm van 2% van het BBP na te streven. Dit voornemen blijkt vandaag opnieuw niet meer het streefdoel te zijn van de regering. Nochtans hanteert de regering wel een andere – deels achterhaalde - norm die de NAVO predikt. Met name de billijke verhouding van het legerbudget tussen personeelskosten (50%), werkingskosten (25%) en investeringen (25%). Ontstaat er geen probleem van incoherentie wanneer men enerzijds de meest fundamentele NAVO-norm (2% van het BBP) niet respecteert, maar anderzijds wel de andere NAVO-norm inzake de billijke spreiding van het budget nastreeft?

Een personeelseffectief van 25.000 VTE militairen en burgers. Dit betekent een vermindering van 7.000 personeelsleden binnen Defensie t.o.v. vandaag. Wat zal de impact van een dergelijke vermindering zijn op de structuur van Defensie? Het is onmogelijk om deze inkrimping van de getalsterkte enkel tot stand te brengen door een doorgedreven rationalisatie van de defensiestaf. Wat zal m.a.w. de impact zijn op de operationele output wanneer we moeten vaststellen dat er ook in de corebusiness van Defensie functies zullen verloren gaan?

Wat is het werkelijke ambitieniveau die de regering met Defensie nastreeft? Wat willen we kunnen doen met de Defensie tegen 2030 en hoelang willen we de inzet van bepaalde capaciteiten kunnen volhouden (voortzettingsvermogen)? De werkelijke strategische objectieven blijven vooralsnog onduidelijk.

De lijst met investeringen lijkt op het eerste zicht eveneens ambitieus. Maar ook hier blijven nog heel wat vragen onbeantwoord. Zal men 34 jachtvliegtuigen op 1 of 2 luchtmachtbasissen stationeren? Uit de keuze voor 2 fregatten blijkt dat het voortzettingsvermogen lager uitkomt dan waar men binnen de Marine zelf op gehoopt had. Daarentegen zouden er opnieuw 6 mijnbestrijdingsvaartuigen in dienst worden gesteld t.o.v. de vijf die vandaag nog operationeel zijn. Ook over de toekomst van de witte vloot en de Search and Rescue blijft de regering relatief vaag. De landcomponent zal volledig worden uitgerust om haar taken te kunnen vervullen. Alleen de werkelijke taken werden kennelijk nog niet gespecifieerd.

De meest cruciale vragen blijven natuurlijk aan de kant van het personeel. Het is duidelijk dat deze verdere vermindering van de getalsterkte ook een belangrijke impact zal hebben op de toekomstige loopbaan van de militairen en dit in al zijn aspecten. Daarom is het van het allergrootste belang dat de implementatiemaatregelen, door middel van het stuurplan waar de minister naar verwijst, in nauw overleg met de militaire vakorganisaties kan tot stand komen.


Terug