De minister stelt het Strategisch plan 2030 voor aan de syndicaten

06/01/2016

Minister Steven Vandeput heeft op 6 januari 2016 de vier representatieve vakorganisaties van Defensie ontvangen. Deze vergadering is het gevolg van het akkoord over de toekomst van Defensie dat de federale regering heeft bereikt op 22 december 2015.

Steven Vandeput heeft eerst de grote lijnen voor de toekomst van Defensie beschreven ‘Wij hebben een plan, wij hebben een budget’, begon de minister. ‘Wij hebben de beleidsprincipes voor de toekomst van Defensie vastgelegd. Nu moeten wij verder gaan en op korte termijn politieke beslissingen nemen’.

Voor het einde van de maand februari 2016 zal een eerste voorstel over de implementatie van het Strategisch plan, de nieuwe structuren, de eventuele sluiting van de kazernes enz. aan de Ministerraad worden voorgelegd, met de bedoeling om over een volledig uitgewerkt Stuurplan te beschikken in de zomer van 2016. Voor meer details zullen we m.a.w. nog geduld moeten uitoefenen tot de grote verlofperiode. Tot dan zullen wij dus ongetwijfeld nog geconfronteerd worden met hypotheses, geruchten of speculaties, die niet noodzakelijk zullen overeenkomen met de finale realiteit.

De kerntaken voor het departement zullen bestaan uit de collectieve defensie, de collectieve veiligheid en de bescherming van landgenoten in het buitenland. Andere (neven)taken betreffen de ondersteuning aan de interne veiligheid en de humanitaire hulpverlening in binnen- en buitenland.

‘Wanneer we voor 2030 een evenwicht kunnen vinden tussen ‘personeel – werking en uitrusting’, is het mogelijk om operationeel te zijn en ook nog te investeren na 2030’, benadrukt Steven Vandeput. Hierbij verwees hij ook naar de vooropgestelde daling van de gemiddelde leeftijd van de militaire populatie naar 34 jaar, waarvoor een attractief statuut zal moeten worden uitgewerkt. De minister heeft ons verzekerd dat er hiervoor geen naakte ontslagen zullen vallen. Terwijl het gros van de militairen nog een volledige loopbaan kan doormaken, introduceert Steven Vandeput een ander concept dan de ‘lifetime employment’. Het beoogde concept moet meer flexibiliteit toelaten en bijdragen tot de permanente verjonging van de militairen door nieuwe rekruten in dienst te nemen voor een beperkte duur. Nadien zou de militair een toekomstperspectief kunnen geboden worden door, zoals aangekondigd door de regering, bijvoorbeeld over te gaan naar het veiligheidskorps. Voor de ACMP-CGPM zal het succes van de rekrutering van de toekomstige militairen in grote mate afhangen van de attractiviteit van de mogelijkheden, die zullen geboden worden aan de ex-militairen om naderhand door te stromen naar een andere werkgever.

‘Jonger betekent dynamischer. Het personeel moet duidelijke perspectieven hebben op een operationele loopbaan en een toekomst binnen of buiten Defensie.’ De aanwerving van voldoende nieuwe rekruten vormt een grote uitdaging. Over 10 jaar zal 50% van de huidige militairen met pensioen zijn. Het beheer van de competenties die vandaag aanwezig zijn binnen Defensie zal moeten rekening houden met de toekomstige uitstroom, de nieuwe aanwervingen en de kennisoverdracht tussen de ‘anciens’ en de jongeren. Hiervoor zal de rekrutering dus moeten verhoogd worden naar meer dan duizend mannen en vrouwen per jaar.

Naast de reeds aangekondigde investeringen wordt er ook op korte termijn voorzien in concrete aankopen. De minister wenst een evenwicht te bereiken in de verschillende ‘capacitaire’ dimensies van Defensie. Het BEST-programma is een voorbeeld van een geïntegreerd individueel systeem, waarbij de soldaat nieuw en modern materieel zal ontvangen. ‘Het principe van het voldoende-minimum mag niet meer bestaan’, benadrukt Steven Vandeput. Hierbij refereert hij naar het tekort aan kogelvrije vesten, die tijdens de huidige Homeland-operatie geleend werden van het Amerikaanse leger.

Verder bestudeert de minister de outsourcing van niet-militaire taken, die door de privésector kunnen worden uitgevoerd.

ACMP-CGPM zal erover waken dat de minister het sociaal overleg verder zet wanneer de consequenties van het Strategisch plan voor het personeel van Defensie concrete vormen aanneemt.